Foto: Poëziecentrum

12.08.2019

De zomer van ... Sylvie Marie

Voor de meeste mensen is de zomer synoniem van vakantie, terrasjes, reizen, … Zou dat voor dichters ook zo zijn of is de zomer voor hen net een druk seizoen met festivals en optredens? In de reeks “De zomer van …” vraagt Poëzie-Centraal tijdens de maand augustus een aantal dichters naar hun zomer-activiteiten.

Vandaag is het de beurt aan Sylvie Marie. Sylvie Marie debuteerde met Zonder in 2009. In 2011 volgde Toen je me ten huwelijk vroeg dat genomineerd werd voor de Herman de Coninckprijs, de JC Bloemprijs en de Eline van Haarenprijs. Haar derde dichtbundel Altijd een raam verscheen in juni 2014  en werd bekroond met de Prijs Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. Haar jongste bundel kreeg als titel Houdingen (2018) mee. In 2009 won ze Humo’s Gouden Aap waardoor ze een jaar lang wekelijks een gedicht in het blad bracht.

P-C: Is de zomer een drukke periode voor jou? Lees je voor op festivals of dobber je gewoon ergens rond in een roze plastic flamingo?

Aangezien ik deeltijds in het onderwijs sta, is de zomer voor mij in principe vakantie. Natuurlijk heb ik hier en daar nog wel eens een optreden, maar de drukte is niet te vergelijken met het wekelijkse lesgeven. De vrije tijd die ik krijg, besteed ik echter niet aan kuieren door pittoreske dorpjes en cocktails op een terras, neen, ik zit gewoon van negen tot vijf achter mijn pc. Wat ik doe? Schrijven, schrijven, schrijven. Je kunt je niet inbeelden hoezeer ik elk jaar uitkijk naar deze tijd. Dit jaar des te meer, aangezien ik het hele voorjaar lang bezig ben geweest met het verbouwen van onze garage naar schrijfruimte. Nu die eindelijk af is, kan ik de vruchten plukken. En mijn kinderen? Die gaan lekker op kamp of naar de speeltuin. Ik voel me daar niet schuldig over. Ik zie ze elke dag en er schieten nog meer dan voldoende dagen over dat ik ze wel onder mijn hoede heb. Zo hebben we elke dag de Gentse Feesten gedaan en daarna zijn we een weekje gaan kamperen in Frankrijk.

P-C: Heb je in de zomer ook nog tijd om te schrijven of gaat je poëtische brein even  op slot?

Ik ben deze zomer vooral bezig met een roman. Daar heb ik meer tijd voor nodig dan voor poëzie. Een gedicht kan toch gemakkelijker even tussendoor worden geschreven, terwijl ik bij een roman echt wel 'in het boek' moet zien te komen en daar heb ik toch minstens een hele dag voor nodig. Sinds het verschijnen van Houdingen heb ik sowieso erg weinig poëzie geschreven, moet ik bekennen. Quasi geen. Het roept me niet en ik heb geleerd dat ik dat niet moet forceren. Gedichten die er echt komen vanwege een onweerstaanbare drang, zijn volgens mij veel mooier dan al dat métierschrijven. Het poëtische brein laat ik af en toe eens bovenkomen met een #gramgedicht. Dat ritueel is er toevallig gekomen. Ik knip woorden uit een misdruk van het boek Max, Micha & het Tet-Offensief van Johan Harstadt - dat is een klepper van meer dan 1200 pagina's, zonde om zomaar weg te gooien - en daar maak ik nieuwe teksten mee. Cut-up writing dus, een beetje zoals David Bowie zijn liedteksten schreef.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in de reiskoffer?

Die van the usual suspects. Bart Meuleman en Peter Verhelst. Of Marije Langelaar. Die gaan bijna overal mee, zelfs tijdens een simpel fietstochtje naar de stad. Ik ben ze nog steeds niet beu. Ze zijn mijn pepperspray tegen verveling en verlies van verwondering. Misschien doe ik dit jaar ook wel Radna Fabias mee. Ik raak maar niet uitgelezen in haar bundel.

Tags: Interview