07.04.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Peter Holvoet-Hanssen

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag laat Peter Holvoet-Hanssen ons een kijkje nemen achter zijn lockdown-muren. Peter Holvoet-Hanssen debuuteerde in 1998 met de bundel Dwangbuis van Houdini, waarmee hij meteen de Debuutprijs won. Een jaar later al volgde de tweede bundel,  Stromboliccio. Sindsdien bouwt Holvoet-Hanssen aan een solide oeuvre waarbij om de twee jaar à drie jaar een nieuwe bundel verschijnt. In de periode 2010-2011 was Peter Holvoet-Hanssen stadsdichter van Antwerpen. Zijn werk werd herhaaldelijk bekroond met o.a.  de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap, de Paul Snoek Poëzieprijs, de Arkprijs voor het Vrije Woord en de Louis Paul Boon Prijs. In 2016 publiceerde hij op vraag van Literatuur Vlaanderen zijn poëzie-exploratie Het Land Van Music-Hall. In 2018 verscheen  Blauwboek. Gedichten voor de grote reuzin.

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

PHH: Ik ben volledig zelfstandig dichter-voordrachtkunstenaar, het blijkt een heel kwetsbaar beroep … Jaar en dag maak ik als de Iggy Pop van de Vlaamse poëzie scholen onveilig, geef ik workshops bv. in de psychiatrie, te veel om op te noemen. Nu alle optredens en projecten geannuleerd zijn en stilvallen – zeker al tot en met de zomer – zit ik in het andere uiterste. Mijn veel te hoge adrenalinepeil zakt nu wel tot aannemelijke hoogten, maar als krekel zonder spaargeld zal de kapersschatkist dra leeg klinken … Het goede nieuws hier: het geeft nu eindelijk tijd om te bekomen van mijn bezeten troubadoursleven, en tijd vooral om mijne nieuwe dichtbundel af te werken. De wolkendragers wordt nummer drie (na Blauwboek) in mijn poëziereis die de vernietigende reus Goleman tegemoet gaat. In De wolkendragers open ik mij ook voor andere poëtische zielen. Het gedichtenboek zou als het lukt na de zomer moeten verschijnen – door de urgentie der tijden met ondertitel ‘tritonistische interventie’. Bij leven en welzijn, want door sarcoïdose aan de longen, met slechts 50 pct zuurstofopname, zou corona voor mij fataal kunnen zijn.

Voor de Antwerpse SchrijversAcademie heb ik nog via Google Classroom gewerkt, doch geef mij maar een omgeving waar je het publiek ‘live’ kunt bespelen, dat is mijn specialiteit – laat die verkoudheden dan maar rondvliegen. We zullen voorzichtiger gaan leven, maar in deze oprukkende 5G-tijden heb ik schrik dat in de toekomst besparing op kunst, controlezucht en virtuele ontmoetingen de norm zullen blijven. Daar staat ook ‘Goleman’ voor: we hebben iets in gang gezet, maar – bij de kinkhoorn van Triton – zullen we de golven nog kunnen bedaren?

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

PHH: April en mei had ik sowieso grotendeels gereserveerd om mijn nieuwe dichtbundel af te maken, maar nu is de concentratie groter. En poëzie ís concentratie, geconcentreerde taal. Soms moet ik ’s nachts doorwerken, het verschil is dat ik daar nu overdag wat van kan bekomen.

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

PHH: Corona sloop al vanaf het begin in mijn te verschijnen dichtbundel nl. in het eerste deel ‘Bovenland’ – waar onze bovenwereld vanaf WO I fragmentarisch wordt belicht (tweede deel, ‘Onderland’, speelt zich af in de onderstroom van de poëzie). Corona is een tweesnijdend zwaard: onnoemelijk veel psychisch en fysiek leed, maar ook kans tot verdieping en ware (niet sentimentele) solidariteit, verbindingen makend.

Ik werk nu ook mee aan het project Gedichtenkrans, de oproep van de Dichter des Vaderlands om desgewenst een gedicht te schrijven – in Eenzame Uitvaart-traditie – voor een coronaslachtoffer.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

PHH: Tijdens een schrijfproces lees ik amper poëzie van collega’s, maar ik heb net met veel genoegen Stalker van Joost Decorte aanbevolen voor het komende nummer van het nieuwe drielandentijdschrift Trimaran. Ik hou van verzen die niet te gepolijst zijn, die je doen tegenstribbelen maar waarvan de meeslepende kracht naar het onbenoembare te sterk is. Voorts: ‘De wolkendragers’ bevat dus heel wat gedichten die ik samen met àndere mensen heb geschreven (ik deed de redactie en de eindmix): jong en oud, gezond en ziek. Die sturen mij nog steeds heel wat verzen op. Maar ik heb zelf voldoende poëzie in het eigen, immer reizende hoofd om een lange quarantaine-tijd vol te houden. Als ik al iets meeneem, is het bv. inspirerend werk van Max Picard en Gaston Bachelard, mij aangereikt door mijn reisgezel in ‘Het Land van Music-Hall’, Don Fabulist.

Tags: Interview, Lockdown-serie