Foto: Archief auteur

18.05.2020

Haiku in Vlaanderen: Jean-Marie Werrebrouck, een fluwelen haikuïst

De haiku is een klassieke Japanse versvorm bestaande uit drie regels, de eerste met 5 lettergrepen, de tweede met 7 en de derde weer met 5 lettergrepen. Hoe exotisch dat op het eerste gezicht ook moge klinken, het genre van de haiku blijkt sinds een aantal decennia erg populair in Vlaanderen. Er verschijnen jaarlijks tientallen bundels, er zijn tal van haiku-kringen, er is een jaarlijkse haiku-dag, ...

Poëzie-Centraal vroeg zich af of het genre in Vlaanderen nog immer populair is, of er aflossing is van de wacht en of haiku’s altijd de natuur als onderwerp hebben. En die lettergrepen waar iedereen het over heeft, zijn die nog wel zo belangrijk?

In deze aflevering zijn we te gast bij Jean-Marie Werrebrouck, bestuurslid van haikukring De Fluweelboom uit Bissegem, die vorig jaar 30 jaar bestond. Sinds 2016 is Jean-Marie ook redacteur van het haikutijdschrift Vuursteen.

P-C: Kan je ons kort even De Fluweelboom voorstellen? Bestaan jullie al lang en hebben jullie veel leden? Komen jullie regelmatig samen?

JMW: De Vlaamse haikukern De Fluweelboom werd opgericht in 1989 en mocht vorig jaar bijgevolg haar dertigjarig bestaan vieren. Het is een hechte kring van een twaalftal trouwe leden die om de twee maanden samenkomen, telkens op zaterdagnamiddag, zodat zowel jongeren, medioren als senioren tijd kunnen vrijmaken om aan de vergaderingen deel te nemen.

P-C: Hoe gaat zo een haiku-kring in zijn werk? Lezen jullie gewoon jullie haiku’s voor?

JMW: Op de periodieke bijeenkomsten worden de ingestuurde verzen beurtelings door alle aanwezigen besproken. Van elk lid worden er drie verzen  verwacht die vooraf door de secretaris verzameld worden in een werkboekje dat pas bij aanvang van de bespreking ter beschikking wordt gesteld. Vermits de leden van De Fluweelboom intussen jarenlange ervaring hebben, worden er doorgaans ‘goede’ verzen geproduceerd. Dat betekent evenwel niet dat een ‘goede’ quotering volstaat: er moet ook uitgelegd worden waarom iets goed bevonden wordt en dat is niet altijd makkelijk te verwoorden. Anderzijds worden minder geslaagde verzen niet zomaar afgewezen, maar worden er suggesties gedaan, bedenkingen geuit, moet er misschien langer geschaafd worden vooraleer in te sturen. Het spreekt vanzelf dat de ‘kritiek’ nooit als een persoonlijke aanval mag beschouwd worden want ook ervaren rotten in het vak willen levenslang leren. En soms blijft het mindere schrijfsel toch overeind, na bijkomend inzicht in een diepere betekenis bijvoorbeeld, hoewel een vers toch moet kunnen begrepen worden zonder al te omstandige uitleg.

Van elke werkvergadering worden de notulen door de vaste verslaggever al meteen na de bijeenkomst per e-mail overgemaakt aan de leden. Het betreft de presentielijst, informatie over wedstrijden en publicaties, inkijk in het haikutijdschrift Vuursteen, financiële verslaggeving en inhoudelijke bijdragen van leden. Geen schriftelijke neerslag van de bespreking van het ingezonden werk, wat trouwens moeilijk te kaderen is vermits alle commentaar toch altijd relatief en persoonlijk blijft. De verslagen zijn niet alleen nuttig voor leden die niet aanwezig konden zijn, maar ook als naslagwerk voor later.

P-C: In haikukringen heb je strenge en minder strenge volgers van de traditionele haikuregels (lettergrepen, onderwerpen, …). Is die tweedeling er ook bij jullie?

JMW: Een haiku wordt traditioneel omschreven als een kort gedicht van drie regels met 5-7-5 lettergrepen. Deze beperking blijft een duidelijke basis voor de beginnende haikuschrijver, maar naarmate je meer bedreven geraakt, mag er gerust van afgeweken worden, zij het binnen de perken. Hoewel er ook al geëxperimenteerd wordt met ultrakorte haiku’s, is dit genre vooralsnog niet aan ons besteed. Het zou wel jammer zijn mocht een goed vers in de prullenmand verzeild geraken omdat het aantal lettergrepen niet ‘correct’ is. Wie over de taalgrenzen heen kijkt, zal trouwens vaststellen dat een haiku in het Engels, het Frans, het Duits of het Spaans al gauw meer of minder lettergrepen kan tellen, afhankelijk van de taal. 

Hetzelfde geldt voor andere regeltjes die hier ooit in het Westen bedacht zijn en waar we nu niet op terugkomen: de dichter mag zich niet gevangen voelen, maar krijgt de dichterlijke vrijheid om er voluit voor te gaan. Of zoals de bekende Vlaamse haiku-pionier Bart Mesotten zich eens liet ontvallen: regels opstellen is niet zo moeilijk, maar om er weer vanaf te geraken… Laten we zeggen dat een haikudichter een goed observator is. De haikuïst probeert via een eenvoudige maar suggestieve verwoording één of meer aspecten van de werkelijkheid op te roepen. Hij doet dat niet in lyrische ontboezemingen, maar via een sober en kernachtig taalgebruik.

P-C: Wanneer sommige mensen denken aan haiku’s, dan komen al snel de associaties ‘ouder publiek’ en ‘natuurgedichten’ naar voren. Heeft het genre nog een toekomst? Kan je ook de hedendaagse realiteit vatten in een haiku? Zijn er bijvoorbeeld haiku’s over de Corona-crisis?

JMW: De klassieke haikudichter vertrok graag van een natuurbeeld, hoewel zelfs de Japanse grootmeesters het al hadden over de mens met zijn tekortkomingen en eigenaardigheden, de mens die trouwens ook deel uitmaakt van de natuur. Ja toch? Als het moeilijk wordt om nog origineel uit de hoek te komen met een pure natuurhaiku, dan vormt de mens een onuitputtelijke inspiratiebron. Bijgevolg heeft de haiku als kort en krachtig gedicht meer dan ooit toekomst in onze vluchtige tijden. Ook voor jongeren, die weliswaar zelden toetreden  tot een haikukern omdat zij zich wellicht minder makkelijk engageren tot een lidmaatschap van een vereniging, maar veeleer ongedwongen willen schrijven en dichten als het hen uitkomt. Gelegenheidshaiku’s blijven gegeerd, zowel bij geboortes als bij sterfgevallen, bij grote en kleine gebeurtenissen en dus ook in deze corona-tijden. Eerder geschreven verzen krijgen ineens een nieuwe betekenis, nieuwe corona-verzen vloeien uit velerlei pennen want de haiku is het middel bij uitstek om de ongerustheid van ons af te schrijven, doorgaans met milde humor.     

Een verwenkoffie
aan een tafeltje alleen -
even wennen toch.

Jean-Marie Werrebrouck

P-C: Werken jullie als haikukring volledig autonoom of hebben jullie ook contacten met andere haiku-kringen in binnen- en buitenland?

JMW: Elke haikukern heeft een eigen bestuur dat instaat voor de goede lokale werking, enerzijds met eigen accenten, maar anderzijds vooral met gelijkgestemde violen.         

De Vlaamse haikukernen ressorteren immers onder het Haiku-Centrum Vlaanderen dat onder meer een jaarlijkse haikudag inricht waarop zowel alle Vlaamse als Nederlandse haikudichters worden uitgenodigd, met volop gelegenheid om elkaar beter te leren kennen, bij te praten en ideeën uit te wisselen.

Ook het haikutijdschrift Vuursteen, dat een gezamenlijke uitgave is van het Haiku-Centrum Vlaanderen en de Haiku Kring Nederland, met een redactie bestaande uit Vlamingen en Nederlanders,  is en blijft een belangrijke bron van informatie voor alle haikukernen in Vlaanderen en Nederland. 

En uiteraard heeft ook het internet bijgedragen tot de globalisering van de haiku zodat iedereen altijd en overal op de hoogte kan blijven van initiatieven en wedstrijden waar ook ter wereld.  

Wens je meer informatie over haikukring De Fluweelboom, dan kan je hier terecht:

www.haikukringdefluweelboom.be

www.facebook.com/fluweelboom

https://twitter.com/defluweelboom

Tags: Interview, Reeks 'Haiku in Vlaanderen'