Foto: Archief auteur

23.04.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Paul Rigolle

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands 
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag zijn we virtueel op bezoek bij Paul Rigolle. Paul Rigolle debuteerde in 1980 in de Yang-poëziereeks met de bundel Mond- en clownzeer, in 1982 volgde De hel van het noorden. Zijn meest recente bundel Tot het bestaat verscheen in 2013. Tussendoor schreef hij ook een aantal monografieën in de reeks VWS-Cahiers (onder meer over dichter Philip Hoorne) en stelde hij bloemlezingen rond wielerpoëzie samen. De poëzie van Paul Rigolle werd herhaaldelijk bekroond met o.a. de Poëzieprijs van de stad Harelbeke, de Poëzieprijs van Izegem, de Prijs van de Vlaamse Poëziedagen, ...

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

PR: Sinds een aantal jaren geniet ik - na beroepshalve vier mooie en boeiende decennia besteed te hebben aan Sociaal Inspectie-werk -  van wat ik graag noem “permanent schrijfverlof”. Ik acht mij dan ook een zeer bevoorrecht man. Echt reorganiseren is er bij mij dus niet bij. Wel is mijn dierbare wederhelft nu ook aangewezen op thuiswerk. En op de soms nukkige tools die dat mogelijk maken. Dat verandert wel een beetje onze dagelijkse manier van leven. We eten nu ’s middags samen waardoor de structuur van onze dagen er wel wat anders gaat uitzien. Sinds we hier wonen heb ik een Lijsternest-achtig uitzicht over de velden van het Hinterland… Da’s de stek waar ik met genoegen het grootste deel van mijn dagen doorbreng. Zo heel veel verandert die gemene Corona-ellende dus niet voor mij… Wel ga ik, naarmate de Coronadagen vorderen, steeds meer en heviger de vriendschappelijke , culturele en wieler-uitstapjes missen die bij mij in normale omstandigheden tijdens de week garant staan voor ‘veel variatie op hetzelfde thema’… Het besef dat een mens veel tactieler en socialer is dan dat ie soms lijkt is iets om heel hard mee te nemen voor het leven na deze vreemde crisis. ‘Betrokkenheid’ is een gegeven waar we nog veel meer moeten op inzetten.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

PR: Zij die mij een beetje kennen vanuit Geelzucht- en andere periodes weten dat ik – voorzien van mijn Hart van Bitossi - sinds jaar en dag een fervente wielerfan ben. Wat een ongezellige leegte biedt op dit vlak het huidige voorjaar. Zoals velen onder ons mis ik dat fantastische theater van de wielerklassiekers. Anderzijds is het toch wel even schrikken om vast te stellen hoeveel tijd ik in normale omstandigheden zoekmaak met mijn favoriete ‘guilty pleasure’. Uren, dagen, zijn dat… In normale omstandigheden trek ik in deze periode (‘the cruellest month of cycling’) naar de start van wedstrijden, zie renners onderweg en mis maar heel weinig van de rechtstreekse reportages op televisie. In de (zee van) tijd die nu plotseling vrijkomt ga ik zelf wat meer fietsen (da’s ons gelukkig nog niet verboden) en wandelen… Zo heel veel méér tijd in het schrijven zelf stop ik in deze Corona-tijden niet. Je bent altijd en overal en constant met dat schrijven bezig maar dat betekent in mijn geval niet dat ik urenlang aan het werk kan blijven. Het schrijven gebeurt bij mij veelal in korte intense periodes…

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

PR: Ik merk dat heel veel mensen hun emoties en gedachten dezer dagen proberen te vertolken in poëzie of wat daar moet voor doorgaan. Bij ‘de Schaal van Digther’ (waarvoor ik de webredactie voer) krijgen we de laatste weken opvallend veel ‘Corona-gedichten’ toegestuurd. Een beetje van het goeie teveel zelfs. Ik verwijs nu meestal door naar de speciale Coronagedichtensite die door onder meer de Nederlandse Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja is opgezet.  Het bewijst eens te meer hoeveel nood mensen hebben aan mooie troostende woorden als het moeilijk gaat. Bij velen onder ons lijkt dat laffe virus echter niet voor schrijfverlamming te zorgen. Maar goed ook. Zelf ga ik niet meteen in mezelf op zoek naar het ultieme Coronagedicht. Ik heb voor het typoscript van mijn nieuwe bundel in wording (‘Het tomeloze totaal van de dag’) nog een tweetal cycli af te werken. Het is bijna onvermijdelijk dat de heftige Corona-actualiteit gaat binnensluipen in wat nog niet is afgemaakt. Maar dat doet natuurlijk - bewust of onbewust - elk intens tijdsgewricht. Voor deze pandemie begonnen is en in de actualiteit (terecht) zowat alles heeft verdrongen wou ik enkele ideeën uitschrijven rond ‘de Schutter van Hanau’. Ik heb de indruk dat veel precaire aspecten in de samenleving zoals de politieke polarisatie, de klimaatproblematiek, de talloze burn-outs en de sociale ongelijkheid evenwel momenteel helemaal ondergesneeuwd raken… Alsof ze zijn weggevlakt. Maar de dag komt – laten we hopen, eerder vroeg dan laat – dat we terug moeten naar ‘de orde van de dag’. Ik hoop dat we dan iets zullen hebben geleerd uit deze crisis. Maar ja, twee eeuwen geleden opperde de ouwe Georg Wilhelm Friedrich Hegel al dat “De mens uit de geschiedenis leert dat de mens niets leert uit de geschiedenis”. Laten we voor een keer hopen dat het dit keer niet het geval is.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

PR: Momenteel lees ik vooral proza. Ik zou in normale omstandigheden ‘Zand’, de nieuwe roman van mijn VWS-kompaan Koen d’Haene inleiden maar de voorstelling is zoals zoveel zaken uitgesteld. Ook schrijf ik voor het volgende VWS-jaarboek een essa yistisch stuk over het proza van Jan Van Toortelboom. Ik wou daarvoor ’s naar Zeeuws-Vlaanderen reizen. Ik hoop dat dat zo vroeg mogelijk weer kan. Voorts heb ik Proust weer opgepakt (!) en kijk ik graag uit naar het geschikte moment om de debuutromans van Valerie Tack (Rauw & alsof), Marieke De Maré (‘Bult’) en Max Temmerman (‘Coniferen’) te lezen. Wat poëzie betreft, die is hier nooit ver uit de buurt. ‘Klaaglied van Psyche’ van Paul Valéry (in de vertaling van Katelijne De Vuyst) wil ik lezen. En in uitgesteld relais ook de ‘Duetten’ tussen Pfeiffer en Harmens. En, wat dacht je, nog zoveel meer!
 

Tags: Interview, Lockdown-serie