In 1916 debuteerde Paul van Ostaijen met ‘Music-Hall’. Het debuut trok de aandacht, want zoals de titel al beloofde: de twintigjarige Vlaamse dichter omhelsde het moderne leven. In swingende verzen beschreef Van Ostaijen het leven in een moderne stad, met zijn bioscopen en variététheaters, terwijl hij de klassieke thema’s van de poëzie (de natuur, de liefde) juist met sardonisch genoegen ondergroef. ‘Music-Hall’ vertoonde nog niet de lay-out-experimenten, noch het betekenisloze klankspel uit Van Ostaijens latere werk, maar het was wel duidelijk dat deze dichter een heel eigen pad opging.