Foto: David Degelin

16.04.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Johanna Pas

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag zijn we op bezoek bij Johanna Pas. Johanna Pas maakt deel uit van dichterscollectief Woordwasdraad en publiceerde verschillende dichtbundels: De lelijke kleine zeemeermin (2003), Alleen met jou (2008), Soms gaan bomen staande dood (2010), ... Samen met Gaea Schoeters vertaalde ze ook Tiresias van Kate Tempest, een publicatie die later dit jaar bij Poëziecentrum verschijnt. Ze is ook de enthousiaste gangmaker achter boekhandel Kartonnen dozen in Antwerpen.

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

JP: Toen de crisis uitbrak en de lockdown van kracht werd, was ik voor een maand in Portugal. Omdat mijn boekhandel half maart opeens moest sluiten, betekende dat dat ik vanop 2000 km afstand, samen met mijn collega’s in Antwerpen, alles moest reorganiseren. Opeens waren we geen gezellig boekhandeltje meer, maar moesten we alles inzetten op onze webshop, op verzendingen per post en op communicatie via mail, telefoon en social media. Dat betekende veel administratie en veel achter de computer zitten terwijl buiten de zon scheen en het bos lokte. Maar het was wel een prachtige plek om een geïmproviseerd bureautje te maken. Het uitzicht was geweldig en omdat het huis op een erg verlaten plek stond, hadden we nog erg veel bewegingsruimte als we de deur uit gingen. Bovendien bood het werk me afleiding van mijn gedachten. Want meer dan anders was ik bezig met ‘thuis’, met hoe mijn vrienden en mijn familie zich voelden, en of iedereen gezond was.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

JP: De rust die ik had willen vinden in Portugal - om de drukproeven van Tiresias na te kijken (de vertaling van Hold Your Own van Kate Tempest die ik samen met Gaea Schoeters maakte), om weer op mijn eigen teksten te focussen, om eindelijk weer eens door te lezen - kwam er dus niet. En na de terugreis - met een campervan over verlaten snelwegen in Spanje en Frankrijk, snelwegen die we niet mochten verlaten en politiecontroles bij elke grens en elke tolpoort - wachtte me een berg werk in mijn winkel. 

Gelukkig maar. Dat we gesloten zijn, valt zwaar. Zowel financieel als emotioneel. Maar er is ongelooflijk veel solidariteit. En onze klanten tonen hun steun gelukkig niet alleen met woorden; ze bestellen ook massaal, waardoor we overeind blijven. Dat maakt dat we kunnen focussen op wat nog mogelijk is, in plaats van op wat niet meer kan. En het geeft me opnieuw het gevoel dat het nog steeds maatschappelijk (en emotioneel) relevant is om boeken te verkopen - iets waar ik enkele maanden geleden heel erg over begon te twijfelen. 

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

JP: Nee, dus. Meer tijd om te schrijven is er niet. En als die tijd er wel zou zijn, weet ik niet of ik er nu over zou kunnen schrijven. Crisissen zoals deze - net zoals kanker hebben drie jaar geleden.- hebben op mijn schrijven een verlammend effect. Zeker op mijn poëzie. Mijn pen lijkt dan te klein om de grootsheid van wat me overkomt te vatten. Ik heb dan meer behoefte aan een hamer en een aambeeld, iets om heel hard op te slaan. Pas als er tijd overheen is gegaan en alles bezonken en verteerd is - en als humus op de bodem van mijn voeten ligt - slaag ik erin erover te schrijven. Ik voel een grote bewondering (en jaloezie) voor schrijvers die op het moment zelf hun pen als wapen tegen de werkelijkheid kunnen gebruiken. 

Poëzie schrijven lukt mij pas als in mijn hoofd een stilte valt. En voor die stilte is op dit moment - ondanks de vorm van stilte die nu buiten heerst - geen plaats. Mijn hoofd is nu meer een racebaan vol over elkaar heen tuimelende gedachten en onuitvoerbare plannen. 

Hebben anderen dat ook, vraag ik me af, dat je ‘s morgens wakker wordt en het even vergeten bent - en het dan opeens weer weet. Dat gevoel in mijn buik en mijn armen...

Maar ik blijf vingeroefeningen doen. Ook nu. Zoals een sporter. Om het schrijven dicht bij me te houden. 

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

JP: Dat is moeilijk kiezen. Het meest troostende in deze quarantaine is dat ik voor het eerst in meer dan twee jaar mijn boeken weer om me heen heb. Een hele muur vol. Door een verhuis stonden ze jarenlang in dozen. Maar nu hebben ze weer de ruimte gekregen. Om te ademen, om me te herinneren aan wie ik ben - of ben geweest. 

Als ik toch zou moeten kiezen: Parken en woestijnen van Vasalis. Omdat daarin zowel de melancholie als een ongelooflijke levensdrang tot uiting komt, het overweldigende voelen van het leven - wat het tegelijk prachtig en onverdraaglijk maakt. Dat, én ze is een inspirerend voorbeeld voor me. Haar gedichten lezen is ook léren. 

Verder zou ik ook graag Mary Oliver bij me hebben, maar haar lofzangen op de natuur zouden in quarantaine misschien te schrijnend kunnen zijn. Dan misschien liever De rotonde, van Mark Boog. Een roman in verzen. Ook dat is poëzie waarvan ik tegelijk geniet en bijleer: hoe je kan toveren met vorm om een verhaal te vertellen dat in cirkels beweegt...

Dat is dan alvast iets dat niet veranderd is: mijn onvermogen om te kiezen. 

Tags: Interview, Lockdown-serie